Dat schrijft staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken) aan de Tweede Kamer.
Een aantal lidstaten vindt het te vroeg om tijdens de Telecomraad op 4 december tot besluitvorming over te gaan, schrijft Keijzer. Na deze bijeenkomst zullen de onderhandelingen worden vervolgd in de Raadswerkgroep.
De staatssecretaris schrijft tevens dat Nederland van mening is ‘dat er een afgewogen pakket aan regels ligt dat een goede balans geeft tussen privacybescherming en ruimte voor nieuwe dienstverlening’.
Met dit standpunt staat Nederland alleen. Tijdens de afgelopen onderhandelingsronde in Brussel riep Nederland – tevergeefs – als enige lidstaat op tot voortgang van het dossier.
Nu EU-voorzitter Oostenrijk afronding van de ePrivacy-verordening niet agendeert, is de verdere voortgang afhankelijk van Roemenië, vanaf januari de volgende EU-voorzitter. Op 4 december zal duidelijk worden of de Roemenen prioriteit geven aan dit dossier.
Mogelijk negatieve impact ePrivacy
Begin oktober nam de Tweede Kamer een motie aan van Martin Wörsdörfer (VVD). De motie zegt dat het Nederlandse bedrijfsleven door de ePrivacy-verordening mogelijk wordt geconfronteerd met ingrijpende nieuwe regels met grote impact.
In reactie op deze motie schreef Keizer dat ‘de wijzigingen in het ePrivacy-regime relatief gering zijn’.
De nieuwe regels zetten echter een flinke rem zet op innovatie en de ontwikkeling van de digitale economie. In september waarschuwden brancheorganisaties DDMA, MKB-Nederland, Nederland ICT en de Mediafederatie in een gezamenlijk opiniestuk voor de mogelijk negatieve impact van het ePrivacy-voorstel.
Duitse en Franse onderzoeken naar de gevolgen van de ePrivacy-verordening bevestigen dit beeld. In deze studies wordt bovendien onderbouwd dat de impact van de ePrivacy-verordening met name negatief zal zijn voor online nieuwsmedia die afhankelijk zijn van advertentie-inkomsten.