De Wet bronbescherming in strafzaken verankert rechten die eerder in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zijn vastgelegd of volgen uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Zo bevestigt het de wet dat journalisten of publicisten als getuige in een strafzaak geen vragen hoeven te beantwoorden over de identiteit van hun bron.
Vorige week debatteerde de Tweede Kamer met minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) over het wetsvoorstel.
Amendementen en motie ook behandeld
Volgens het wetsvoorstel kunnen bronnen alleen worden beschermd als iemand een journalist of publicist iets vertelt onder de voorwaarde van geheimhouding van zijn identiteit.
De Kamer nam het amendement Michiel Van Nispen (SP), Maarten Groothuizen (D66), Kathalijne Buitenweg (GroenLinks) en Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) om die voorwaarde te schrappen aan.
Al in 2015 stelde Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) voor om het recht op bronbescherming ook van toepassing te laten zijn voor Ngo’s, zoals Human Rights Watch en Greenpeace. De Kamer verwierp haar amendement.
Het amendement van Chris van Dam (CDA) om het verschoningsrecht te beperken tot journalisten haalde het eveneens niet.
Vorige week benadrukte minister Grapperhaus dat een ruime groep ‘journalisten’ en ‘publicisten’ zich op het recht op bronbescherming kan beroepen, omdat de journalistiek zich in de laatste jaren snel ontwikkelt.
Naar aanleiding van een aangenomen motie van Yesilgöz-Zegerius, zal de wet binnen drie jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd om te bezien of deze voor de juiste doeleinden wordt toegepast.
Nu de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen, zal de Eerste Kamer zich erover buigen.