Dat stelt advocaat-generaal Saugmandsgaard Øe van het Europese Hof van Justitie vandaag in zijn conclusie naar aanleiding van prejudiciële vragen van een Zweedse rechter over de bewaarplicht.
De conclusie van de advocaat-generaal is niet bindend, maar vormt een belangrijk advies voor het oordeel van het Europese Hof van Justitie.
In Nederland en andere Europese landen was het voor telecomproviders jarenlang verplicht om ‘metadata’ over telefoon- en internetgebruik zes tot twaalf maanden op te slaan.
Volgens advocaat-generaal Saugmandsgaard Øe moeten lidstaten voldoende rekening houden met de privacy van burgers als zij een bewaarplicht instellen. Er moet worden voorkomen dat er sprake is van ‘willekeurige inmenging’ in persoonlijke aangelegenheden.
Ook moet de invoering van een bewaarplicht in het algemeen belang zijn, bijvoorbeeld om ernstige misdaad te bestrijden. Volgens de advocaat-generaal is bestrijding van kleine misdrijven onvoldoende rechtvaardiging voor de invoering van een bewaarplicht.
Europese en Nederlandse bewaarplicht onwettig
In april 2014 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat de Europese versie van de bewaarplicht onwettig was.
In een zaak die was aangespannen door een groep maatschappelijke organisaties, waaronder de NVJ, stelde de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag in maart vorig jaar de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens buiten werking.
De Nederlandse bewaarplicht zou strijdig zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en een te grote inbreuk maken op het recht op eerbiediging van privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens.
Journalisten moeten kunnen rekenen op de vertrouwelijkheid van hun communicatie, vooral in verband met bronbescherming.
Een bewaarplicht leidt tot chilling effects.